Terug naar overzicht

Theologie
Secularisatie

Gij zult Mijn getuigen zijn

Zicht op de kerk | Ds. B.D. Bouman

13 JUNI 2024

Terug naar overzicht

Niemand hoeft eraan te twijfelen of de verspreiding van het Evangelie van betekenis is. Op heel veel plaatsen in de Schrift lezen we dat Christus Zijn discipelen aanspoort om het Evangelie aan alle volken bekend te maken. Wat hen uit genade werd toevertrouwd mogen zij niet voor zichzelf houden maar is per definitie bedoeld om met anderen te delen. Opdat ook zij zouden geloven dat Jezus is de Christus, de Zoon van God en, gelovende, het leven zouden hebben in Zijn Naam (naar Joh. 20:31).

GETUIGEN DICHTBIJ

Kort voor Zijn hemelvaart heeft Christus Zijn discipelen aangespoord om in en door de kracht van de Heilige Geest Zijn getuigen te zijn. Ze hadden Zijn woorden na te spreken, zoals de Geest hen die gaf te spreken. En dat getuigenis moest in de eerste plaats dichtbij worden verkondigd. Gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.

In Jeruzalem moest dit getuigenis allereerst klinken. Diezelfde aansporing had Hij kort na Zijn opstanding ook al uitgesproken. In Zijn Naam moet gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem (Luk. 24:47). Gods Woord moest vervuld worden, want zo hadden de profeten het voorzegd. Vanuit Jeruzalem zou het heil aan alle volkeren worden verkondigd (Jes. 2, Micha 4, Joël 2). Maar we kunnen er ook van leren dat de discipelen allereerst hun nabije omgeving met het Evangelie in aanraking hadden te brengen. Om dáár van Hem te getuigen. De inwoners van de stad zijn niet onbekend aan Gods Woord. Maar wel aan de Christus van dat Woord. Wel aan dat heil dat God in Hem aan allerlei soorten van mensen schenkt. Het tekent Zijn grondeloze barmhartigheid dat Hij juist de inwoners van Jeruzalem, die kortgeleden om de kruisiging van deze Zaligmaker hadden geroepen, de bekering en vergeving van de zonde deed verkondigen. Opdat zij niet verloren zouden gaan maar zouden leven.

Deze roeping om dichtbij van Christus te getuigen geldt al Zijn oprechte volgelingen. Zo wordt in de catechismus, vr./antw. 32 opgemerkt dat een christen door het geloof een lidmaat van Christus is en daarmee Zijn zalving deelachtig is opdat ik Zijn Naam belijde. Opdat wij voor Hem in ons leven uit zouden komen. In vr./antw. 86 wordt daarnaast gesproken over het winnen van onze naasten voor Christus door onze godzalige wandel. Als Gods Geest ons hart en leven heeft aangeraakt en als we iets van Gods liefde in Christus, Zijn Zoon, hebben geproefd, dan kan het toch niet anders of we worden bewogen met het heil en de zaligheid van anderen. Allereerst in de nabije omgeving van ons huwelijk, het gezin, de familie, de vrienden en onze buurt. Om zo dichtbij te getuigen van Gods zondaarsliefde die Hij in Christus aan zondaren toont. Een oprecht christen is ten diepste een geroepen evangelist. Om dichtbij van Hem te getuigen. Maar daar blijft het niet bij.

GETUIGEN VER WEG

Want met nadruk spoort Christus Zijn volgelingen aan om in Jeruzalem te beginnen, maar niet om het daarbij te laten. Sterker nog: Hij wijst hen de route aan: eerst Jeruzalem, en via Judea hebben ze naar Samaria te gaan, om het Evangelie vervolgens te brengen aan het uiterste der aarde. Indringend spreekt Hij tot hen: Gaat dan henen (Matth. 28:19). Zijn discipelen kunnen niet op hun plaats blijven. Dat gold allereerst al in Jeruzalem. Ze konden en mochten niet blijven in de opperzaal (Hand. 1:13). Naar buiten moesten ze om dáár het volk te ontmoeten. Maar vervolgens konden ze ook niet in de gemeente te Jeruzalem blijven. Heen moesten ze gaan. Vertrekken moesten ze. Om zo andere volkeren te onderwijzen, letterlijk: tot discipelen (van Hem!) te maken. Ze hebben mensen op te zoeken. Ze hebben met reizigers op te trekken. Andere steden, plaatsen en andere volken op te zoeken. Tot waar? Tot aan het uiterste van de wereld.

Alle volkeren over het rond van deze aarde hebben deze boodschap te horen. Waarom? Omdat Christus dat wil. Omdat de levende God ook anderen het heil en de zaligheid schenken wil én zal. Het nalaten van dit bevel heeft tot gevolg dat mensen niet van de Christus der Schriften horen en daarom verloren gaan. Het is diepingrijpend als we dat op ons in laten werken. Wanneer de Kerk van Christus deze roeping negeert dan betalen zondaren in onze nabije én verre omgeving de prijs. Dan valt het Zijn Kerk aan te rekenen niet op de bazuin geblazen te hebben om de mensen de bekering en vergeving van de zonde te verkondigen (Ez. 33:8 en Luk. 24:47).

Dit ‘heengaan’ en ‘getuigen’ onder ‘alle volken’ betreft dan ook geen bijzaak in het Koninkrijk van God. Het betreft de kern. Het betreft Gods eer. Het betreft de zaligheid van zondaren. Dichtbij. Ver weg. En daarbij hebben alle zielen dezelfde eeuwigheidswaarde. Nee, niet iedereen kan fysiek voor het evangelisatie- of zendingswerk uitgaan. Daarin is sprake van onderscheiden roepingen. Maar ik wil toch graag een streep zetten onder dat bevel: ‘gaat dan henen’. We kunnen en mogen die roeping niet zomaar naast ons neerleggen of eraan voorbijgaan. Het is de dure roeping van Christus’ Kerk om aan Zijn woorden te voldoen. Het Evangelie is per definitie bedoeld om te ontvangen én uit te delen. Dichtbij en ver weg. En laat die opdracht ons maar tot God uitdrijven opdat Hij ons Zijn kracht en wijsheid zou schenken om naar deze Zijn opdracht te handelen.

Dit uitgaan onder alle volkeren heeft dan ook een betekenisvolle plaats in de gemeenten, in onze gedachten maar bovenal in ons hart in te nemen. Want dan zal het daar niet bij blijven. Dan zal toch ook door Zijn Woord en Geest het gebed in ons hart opklimmen: Uw Koninkrijk kome. Dan zal dit werk toch in de voorbeden gedragen worden. En als er van ons uitgaan geen sprake kan zijn dan zullen het evangelisatiewerk dichtbij en het zendingswerk ver weg door gebed en gaven ondersteund worden. Omdat Christus het Zelf gezegd heeft: Gij zult Mijn getuigen zijn.