Terug naar overzicht

Rooms-Katholiek
Kerkorganisatie

Op deze vijf gebieden kan de Nederlandse Katholieke Kerk zich nu al hervormen, zonder op Rome te wachten

Nederlands Dagblad | Hendro Munsterman

15 NOV 2024

Terug naar overzicht

Drie jaar lang is er gesproken over hervormingen in de Rooms-Katholieke Kerk. De meeste vergen tijdrovende aanpassingen van het kerkelijk recht door de paus. Maar bisdommen en parochies hoeven niet achterover te leunen. Zij kunnen nu al aan de slag, bijvoorbeeld met deze vijf punten.

‘Onze moederkerk moet gezuiverd en gerepareerd worden’, zei paus Franciscus in oktober vorig jaar bij de opening van de bisschoppensynode.

Drie weken geleden kwam die bisschoppensynode tot een einde. En daarmee ook het synodale kerkhervormingsproces van drie jaar, waarin alle katholieken wereldwijd mochten meepraten.

Normaal gesproken geeft een bisschoppensynode slechts aanbevelingen. Maar omdat paus Franciscus tijdens de afsluiting tot ieders verrassing besloot om het slotdocument met voorstellen meteen in werking te stellen, is ineens alles anders dan gewoonlijk.

Voor een groot aantal voorgestelde hervormingen is verandering van het kerkelijk recht nodig. Voor sommige zaken wacht de paus ook nog op de uitkomsten van theologische studiecommissies. Maar veel uit het 52 pagina’s tellende slotdocument kan nu al in gang gezet worden.

1.  Vrouwen in leidinggevende posities

De Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk behoort wereldwijd tot de voorhoede als het gaat over de benoeming van vrouwen in leidinggevende en verantwoordelijke posities. Zo is de secretaris-generaal van de Nederlandse bisschoppenconferentie een vrouw. Dat is niet in strijd met het kerkelijk recht, maar toch: in het overgrote deel van de katholieke wereld is het nog steeds onvoorstelbaar.

‘Vrouwen blijven obstakels ondervinden bij het verkrijgen van een volledige erkenning van hun talenten, roeping en plaats in alle gebieden van het leven van de Kerk’, zegt het slotdocument dan ook. Maar het stelt dat er ‘geen reden of belemmering is die vrouwen ervan zou moeten weerhouden leiderschapsrollen in de Kerk te vervullen’, eraan toevoegend dat ‘wat van de Heilige Geest komt, niet kan worden tegengehouden’.

De synode pleit bijvoorbeeld heel specifiek voor ‘een beduidende aanwezigheid van vrouwen’ binnen de priesteropleidingen. Daar is ook in Nederlandse seminaries soms nog een wereld te winnen, waar gelijk mee begonnen kan worden.

Op meerdere plekken spreekt de synode over de noodzaak van ‘creativiteit en moed’ om uitdagingen aan te pakken. Daarbij zou gekeken kunnen worden naar wat in Frankrijk gebeurt. Daar hebben inmiddels vijftien bisschoppen in hun bisdom een nieuwe functie gecreëerd die in het kerkelijk recht niet bestaat, maar dus ook niet verboden wordt. Het betreft de functie van ‘algemeen gedelegeerde’. In alle vijftien bisdommen is dat een vrouw. Zij maakt samen met de bisschop en de vicaris-generaal de bisdomstaf uit.

Hoewel vrouwen vaak wel ondersteunend betrokken zijn, bestaat in alle Nederlandse bisdommen de bisdomstaf of het bisdombestuur uitsluitend uit mannen.

Ook vraagt de synode om meer ‘gekwalificeerde leken als rechters in alle kerkrechtelijke processen’, onder wie dus ook vrouwen.

2. Lokale synodes en landelijke concilies

Een van de centrale thema’s van de synode was de medeverantwoordelijkheid en inspraak van leken bij kerkelijke besluitvormingsprocessen. Katholieke gelovigen moeten volgens de bisschoppensynode namelijk ‘effectief betrokken worden bij pastorale en financiële planning’.

Dat kan onder meer door de organisatie van diocesane synodes: een synodaal proces op het niveau van een bisdom. Zulke synodes moeten volgens de slottekst van de bisdomsynode ‘meer waardering krijgen als organen van regelmatig overleg tussen de bisschop en het deel van het Volk van God dat hem is toevertrouwd’.

In 2001 wilde bisschop Tiny Muskens van Breda als eerste in Nederland zo’n bisdomssynode houden. Maar dat werd hem door het Vaticaan verboden, klaarblijkelijk om al te liberale besluiten te voorkomen.

In veel andere landen zijn zulke diocesane synodes echter heel gebruikelijk. Zo’n synode moet volgens de slottekst ‘regelmatig bijeenkomen’. Het wachten is nu welk Nederlands bisdom deze handschoen als eerste oppakt.

Daarnaast pleit de slottekst ook voor de organisatie van ‘particuliere concilies’. Deze moeten ‘periodiek bij elkaar worden geroepen’. Dat zou in Nederland op nationaal niveau moeten gebeuren. Het doel is te komen tot ‘een heilzame decentralisatie’ zodat bisschoppen samen met hun gelovigen tot pastoraal beleid komen in hun specifieke omstandigheden en cultuur.

3. Pastorale raden

Nieuwe pastorale raden zijn - naast synodes en concilies - nodig om gelovigen inspraak te verschaffen; zowel op het niveau van een bisdom als van een parochie. Het kerkrecht maakt dat nu al mogelijk, maar volgens de bisschoppensynode moeten zulke raden verplicht worden.

Zij moeten bovendien echt effectief functioneren; ze zijn er niet voor de franje, louter om aan een verplichting te voldoen. Daarnaast moeten de leden een afspiegeling zijn van de diversiteit die in de parochie of het bisdom bestaat. Heel specifiek moet de ‘deelname van vrouwen, jongeren en mensen die in armoede leven of aan de rand van de samenleving staan, gestimuleerd worden’.

In verschillende Nederlandse bisdommen en parochies zijn diocesane pastorale raden de afgelopen jaren afgeschaft en daarmee de inspraak van gelovigen beperkt. Deze moeten nu heropgericht gaan worden.

4. Een synodale cultuur kweken

Volgens de slottekst is de drie jaar durende synode vooral een succes geworden dankzij de gehanteerde methode van de ‘gesprekken in de Geest’. De methode van deze gesprekken schenkt veel ruimte aan wederzijds luisteren, stilte en gebed.

Zij helpt te luisteren ‘naar wat de Geest tegen de kerk zegt’ en heeft volgens de slottekst ‘individuele gelovigen, groepen en de gehele kerk getransformeerd’. De synode vraagt bisdommen en parochies deze methode van gesprek en collectieve onderscheiding over te nemen.

Daarvoor moeten ook vormingstrajecten aangeboden worden zodat deze wijze van kerkelijke dialoog wordt aangeleerd en beoefend, ‘te beginnen bij kleine kerkgemeenschappen en parochies’.

Deze vormingstrajecten zijn ‘in het bijzonder nodig voor degenen die leidinggevende functies bekleden’. Maar zij moeten volgens de synode het best door leken en geestelijken samen gevolgd worden, ‘zodat zij samen kunnen groeien in kennis en wederzijds respect en in het vermogen om samen te werken’.

5. Verantwoordelijkheid en evaluatie

Een rode lijn door de gehele slottekst heen is de noodzaak voor de kerk om verantwoording af te leggen. Bisschoppen en pastoors moeten niet alleen genomen besluiten communiceren, maar ook aangeven hoe zij tot hun besluit zijn gekomen en met welke redenen.

De slottekst vraagt daarnaast om ‘een cultuur van evaluatie’. Geestelijken en andere pastores moeten daarom periodiek geëvalueerd worden en bij alle vormen van evaluatie moeten ook lekengelovigen betrokken worden. Daarbij gaat het ook over ‘de levensstijl van pastores, pastoraal beleid, evangelisatiemethoden en de manier waarop de kerk de menselijke waardigheid respecteert, bijvoorbeeld met betrekking tot de arbeidsomstandigheden binnen haar instellingen’.