Terug naar overzicht

Theologie
Rooms-katholiek

"Geleefde genade"

IRS

01 JUNI 2013

ocean-2777839_1280

Terug naar overzicht

Hedendaagse, rooms-katholieke vrouwen zien genade vooral als het vermogen om met dagelijkse situaties om te gaan. Met het begrip “zonde” kunnen ze moeilijk uit de voeten. Dat blijkt uit het proefschrift “Geleefde genade” van Trees Versteegen, waarop ze in maart promoveerde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Trees Versteegen (1956), werkzaam als pastor in de parochie Frater Andreas te Tilburg, onderzocht de wijze waarop 31 rooms-katholieke vrouwen tegen genade aankijken en genade zeggen te ervaren. Een van de vrouwen zegt bijvoorbeeld over genade: “Die wijsheid om op het goede moment de goede dingen te doen die voor jou goed zijn. Waar jij mee verder kunt. Dat is van ontzettend groot belang en dat noem ik dan eigenlijk die genade telkens opnieuw.” Elders verwoordt dezelfde vrouw het zo: “Dat noem ik gewoon de genade, door je leven heen, dat je die ervaringen steeds hebt om op de juiste momenten de juiste dingen te kunnen voelen. Je hoeft niet zo veel te weten, maar je moet het voelen.”

Ervaring

Versteegen laat zien dat het ervaren van genade iets is wat tegen de klassieke rooms-katholieke leer ingaat. Ze citeert een passage uit de ”Catechismus van de Katholieke Kerk”: “...omdat de genade van bovennatuurlijke aard is, valt ze buiten onze ervaring en kan ze slechts gekend worden door het geloof. We mogen dus niet steunen op onze gevoelens of handelingen om daaruit af te leiden dat we gerechtvaardigd en gered zijn” (Catechismus, 427).

Doordat genade steeds meer wordt gezien als iets wat “ervaren” kan worden, vindt er volgens Versteegen in de theologische discussie een belangrijke verschuiving plaats: van genade die “daar boven” is en niet ervaren kan worden, naar genade die bemiddeld en ervaarbaar is en die naar concrete veranderingen, gebeurtenissen en personen verwijst.

Zonde

Genade is volgens de vrouwen vooral te vinden in het alledaagse leven, in de wereld om hen heen. Ze zien genade als het vermogen om met dagelijkse situaties om te gaan en als datgene wat veranderingen teweegbrengt. In hun leven veranderen de omstandigheden ten goede, en dit feit ervaren zij als genade. Opvallend is dat het begrip zonde bij de vrouwen nauwelijks een rol speelt. In haar proefschrift schrijft Versteegen: “Ik had verwacht dat het zondebegrip, als tegenovergestelde van genade in veel theologie, bij de respondenten uitvoerig onderwerp van gesprek zou zijn. In de vragenlijst was daarom de vraag opgenomen: “(Wat) Heeft genade te maken met zonde?” De meeste vrouwen gaven te kennen met het begrip zonde niet meer uit de voeten te kunnen en dat achter zich te hebben gelaten: “Tja, zonde, dat is zo’n ouderwets/moeilijk/onjuist/fout/ belast begrip”, “Ik denk niet meer na over zonde, dat boeit me helemaal niet.” Andere antwoorden waren: “Ja, genade krijg je na vergeving”, of: “Daar heb ik niet over nagedacht.” In relatie tot genade vormde zonde in de interviews geen centraal begrip.”

VERSTEEGEN: “IN DE KLASSIEKE GENADELEER WAS GENADE STERK TE ERVAREN VIA SACRAMENTEN.”

Jezus

Ook noemen de vrouwen, als het om genade gaat, vrijwel nooit de naam Jezus. De meeste uitspraken die zij over Jezus doen, komen voort uit de vraag van Versteegen: “Komt genade van Jezus Christus?” De Jezus uit de interviews vervult een tweevoudige rol. Enerzijds functioneert Hij als genadevol voorbeeld, anderzijds is Hij een aanwezige vriend Die troostvolle ondersteuning biedt.

Een van de vrouwen verwoordt de ”voorbeeldige functie” van Jezus als volgt:

“Als ik aan Jezus Christus denk, heb ik veel eerder de gedachte van: dat is iemand die op een bijzondere manier het leven heeft geleefd wat hier en daar navolging kan vinden. Hij heeft in zijn leven genade-ervaringen en hij heeft dat als mens gehad, en ik ben ook een mens, dus ik kan ook genadeervaringen hebben. In die zin kun je zeggen: daar heeft het plaatsgevonden, maar omdat hij mens was kan het nu nog plaatsvinden. In die zin heeft het met elkaar te maken.”

Sacramenten

Over deelname aan sacramenten, waardoor volgens de rooms-katholieke leer de gelovigen deel krijgen aan genade, hadden de vrouwen het nauwelijks. “De vrouwen zien de sacramenten niet als onbelangrijk”, zegt Versteegen, “maar ze zien genade vooral als iets wat in de wereld aanwezig is. In de klassieke genadeleer was genade sterk te ervaren via sacramenten, al was er ook toen de genade als bijstand.”

De neoscholastieke leer maakte voor die tijd een duidelijke scheiding tussen natuur en genade. Maar de laatste vijftig jaar is er op dit punt binnen het rooms-katholicisme een verandering merkbaar. Versteegen laat aan de hand van de twintigste-eeuwse rooms-katholieke theologen Henri de Lubac, Edward Schillebeeckx en Karl Rahner zien dat er een theologisch denken ontstaan is waarbij natuur en genade een hechte relatie vormen. De natuur is aangelegd op de genade, zoals de mens een natuurlijk verlangen heeft naar God. Dat betekent dat de natuur als zodanig met genade begiftigd is.

Medewerking

Een ander opvallend punt betreft de rol van God en mens bij het ontvangen van genade. Veel vrouwen gaven aan dat je open moet staan voor genade. Sommigen gingen hierin zelfs nog verder.

“In de “Catechismus van de Katholieke Kerk” staat dat we naar genade moeten toewerken, actief moeten meewerken”, zegt Versteegen. “Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat een vrouw vond dat je genade moet veroveren.” Hier wordt dus een grote rol toegedicht aan de actie van de mens, groter zelfs dan in de Catechismus van de Katholieke Kerk staat beschreven. Versteegen ziet dit als iets positiefs. “Dit betekent dat de vrouwen actief de regie voeren in hun eigen leven, maar genade anderzijds niet helemaal loslaten.” Openen de uitkomsten van het onderzoek de deur niet naar vrijzinnigheid? Volgens Versteegen is dat niet het geval. Ook wil ze niet spreken van een liberale tendens in de theologie.

Foto niet afkomstig van artikel. Afbeelding van Paul KIm via Pixabay